In Het stikstofweb praat ecoloog Wieger Wamelink je in korte hoofdstukken bij over de wetenschap achter de stikstofcrisis. Zo scheidt hij de feiten van de fabels. In deze voorpublicatie: de nieuwste inzichten over de kritische depositiewaarden.

Niets staat stil in de natuur. Er vindt een continu gevecht plaats om voedingsstoffen, licht, lucht en ruimte. De deelnemers bestrijden elkaar, eten elkaar op en gaan dood. De natuur is een zeer dynamisch geheel, waar veel over te leren valt.

Er vindt nog steeds veel onderzoek plaats naar de natuur, onder andere naar de effecten van stikstofdepositie in Nederland, Europa en de rest van de wereld. Dat levert nieuwe kennis en soms ook nieuwe inzichten op. Als gevolg daarvan kunnen bijvoorbeeld de kritische depositiewaarden (KDW) veranderen, hoe lastig dat voor beleid en rechtspraak ook kan zijn.

Zullen we ooit zelf een optimaal microbioom kunnen ontwerpen?
LEES OOK

Zullen we ooit zelf een optimaal microbioom kunnen ontwerpen?

Je microbioom optimaliseren is zo eenvoudig nog niet.

Op basis van nieuwe gegevens van experimenten met stikstofdepositie in Europa zijn de kritische depositiewaarden in 2023 voor Nederland aangepast. De kritische depositiewaarden worden berekend per vegetatietype en in bijna alle gevallen waar aanpassing nodig was, werden die lager. Dat betekent dat er nog minder stikstof in de natuur terecht mag komen dan we eerder dachten, omdat die nog gevoeliger blijkt. Daarmee komt het uiteindelijke doel – geen enkele overschrijding van de kritische depositiewaarden meer – verder weg te liggen en zijn er meer maatregelen nodig. Dat doet pijn, maar zo voldoen we wel het best aan de nieuwe inzichten.

Dat de kritische depositiewaarden steeds lager liggen, komt ook naar voren uit een ander recent onderzoek, van Wageningen University & Research. Daarin is gekeken wat er gebeurt in vegetatie als de stikstofdepositie steeds hoger wordt. In het nieuwe onderzoek is een curve opgesteld die de kwaliteit van de vegetatie bij steeds hoger wordende stikstofdepositie weergeeft. Een dergelijke grafiek geeft veel meer informatie dan alleen de KDW. Je kunt bijvoorbeeld zien of er bij een klein beetje extra stikstof al heel veel soorten verdwijnen, en of je dan een minimum aan soorten bereikt en zo ja, wanneer. De achteruitgang kan ook heel geleidelijk verlopen; dan raak je af en toe een soort kwijt en worden de kwaliteit en daarmee de biodiversiteit heel geleidelijk minder.

In de duinen leidt een klein beetje extra stikstof al tot een groot verlies van soorten. Beeld: iStock

Naar nu blijkt, raakt het ene type natuur heel snel soorten kwijt en het andere type heel geleidelijk. In de duinen gaat de kwaliteit van de plantengroei bijvoorbeeld heel snel achteruit, en houd je na korte tijd maar een beperkt aantal soorten over. In bossen gaat het juist heel geleidelijk, net als in sommige graslanden.

Verder bleek uit het onderzoek dat de achteruitgang in de meeste gevallen al begon bij deposities die ruim onder de kritische depositiewaarden lagen, voor sommige typen landschap eigenlijk al vanaf de laagste meetwaarde. Zeker bij de oude KDW zijn dus niet alle soorten veilig, ook al voldoe je aan de norm.

Dat beeld keert terug als naar de toename van stikstof gekeken wordt: een deel van de soorten gaat al achteruit bij de geringste toename in stikstofdepositie. Onder de soorten die snel verdwijnen, zijn veel mossen en korstmossen: die moeten het hebben van regen en wat er in de lucht zit.

Willen we alle planten goed beschermen, dan lijkt het er dus op dat de stikstofdepositie die we veroorzaken terug moet naar nul. Maar hoe doen we dat? En kan het wel?

Het vraagt in ieder geval om een andere aanpak dan nu, nu we proberen de uitstoot te beperken en de natuur zelf extra te beheren. Daar redden we het waarschijnlijk niet mee, tenminste niet voor alle soorten. Daarom wordt er nu wel voorgesteld om vooral te proberen om de uitstoot van stikstof grootschalig naar beneden te brengen en minder naar de kritische depositiewaarden te kijken. Maar uiteindelijk blijft de KDW wel nodig, want je wilt wel weten of alle maatregelen die je neemt uiteindelijk ook goed zijn voor de natuur.