Elke generatie vergeet hoe rijk de natuur vóór hen was: natuuramnesie noemt natuurhistoricus Marc Argeloo dat. ‘Omdat we een beperkt beeld van de natuur hebben, zijn onze ambities op het gebied van natuurbescherming ook beperkt.’

Veel mensen zien de Waddenzee als een van de meest indrukwekkende natuurgebieden van Nederland, die goed beschermd moet worden, zodat ze kan blijven zoals ze nu is. Maar hoe de Waddenzee nu is, is niet zoals ze ooit was.

Metershoge mossel- en oesterbanken, uitgestrekte zeegrasvelden, enorme roggen en kabeljauwen, grijze walvissen die op hun zij door het slib ploegden op zoek naar voedsel. Die zijn verdwenen na eeuwen van bevissing, bedijking en scheepvaart. ‘Het driedimensionale wadrif werd een tweedimensionale zandbak’, zegt natuurhistoricus Marc Argeloo.

'Mensen zijn huiverig voor onbekend voedsel'
LEES OOK

'Mensen zijn huiverig voor onbekend voedsel'

Cagla Cinar onderzoekt onze afkeer van onbekend voedsel. Want waarom eten mensen bijvoorbeeld niet graag een reep gemaakt van insecten?

De neiging om te vergeten hoe de natuur er vroeger uitzag, noemt Argeloo ‘natuuramnesie’, een onderwerp waarop hij begin september promoveerde aan de Universiteit Utrecht. ‘We missen het vermogen om kennis die we over de natuur hebben verworven, over te dragen aan de volgende generatie.’

Aangetaste nullijn

Een gevolg daarvan is wat biologen het Shifting Baseline Syndrome noemen: we nemen onwillekeurig de stand van de natuur zoals we die tijdens ons leven leren kennen als referentiepunt. ‘Een soort nullijn van vermeend onaangetaste natuur. Maar we realiseren ons niet dat de generaties voor ons dat ook al deden, waardoor ons referentiekader stilletjes opschuift en we de gestage achteruitgang van soorten en gebieden niet opmerken.’

Uiteindelijk levert dat een vertekend beeld van de natuur op. ‘Zo denken we bijvoorbeeld dat de leeuw een typisch Afrikaans dier is, dat zich daar nog wel kan handhaven. Maar ze kwamen ooit ook voor in Griekenland, het Midden- Oosten en heel India. De resterende populatie is ook nog eens in drie leeuwengeneraties, van 1993 tot 2014, met 42 procent gedaald, tot ruim 20.000 dieren. Dat is net zo veel als het aantal inwoners van Delfzijl.’

Visserslatijn

Maar wacht even: dat de natuur achteruitgaat, dat weet anno 2022 iedereen toch? ‘Dat is waar, maar zodra het gaat om de vraag wat we er aan gaan doen, speelt de natuuramnesie op. Omdat we een beperkt beeld van de natuur hebben, zijn onze ambities op het gebied van natuurbescherming en natuurherstel ook beperkt. We kijken zelden verder terug dan de jaren zeventig, omdat onze cijfers niet verder teruggaan. Dus als we nadenken over natuurbeheer in de Waddenzee, zit die grijze walvis niet meer in ons systeem. Die komt niet meer voor in ons beleid.’

Argeloo pleit voor ‘historische ecologie’ om die vergeetachtigheid te bestrijden. Daarbij komen bronnen van pas die voor biologen en natuurbeschermers ongebruikelijk zijn. ‘Anekdotes van oudere mensen bijvoorbeeld. Op Sulawesi doe ik onderzoek naar de maleo ofwel hamerhoen, een iconische vogel in de lokale cultuur. Voor de jeugd is de maleo alleen nog maar een merk pinda’s, maar ouderen herinneren zich nog waar ze voorkwamen, en in welke aantallen.’

Ook de verhalen van vissers leveren dankbare data op. ‘Oudere sportvissers vertelden me dat ze vroeger baarzen van meer dan 40 centimeter vingen. Nu vind je ze op veel plekken in Nederland niet groter meer dan 30 centimeter. Pak je de gegevens erbij van viswedstrijden van hengelsportverenigingen, waarin alle vangsten zijn opgetekend, dan blijken die herinneringen te kloppen. Wat je misschien zou afschrijven als visserslatijn, is in feite een waardevolle historische bron.’

Verbeelding

Met zulke anekdotische informatie kunnen we ons beeld van de natuur een stuk verder terug in de tijd reconstrueren, tot pakweg 1950, stelt Argeloo. Maar er zijn meer bronnen: menukaarten, handelsregisters, reisverslagen van ontdekkingsreizigers zoals D’Albertis, Wallace en Darwin. ‘Daarmee rek je het beeld op tot ongeveer de zestiende eeuw. Met de gegevens van archeologisch onderzoek, bijvoorbeeld botresten van prooidieren in oude nederzettingen, of paleontologisch onderzoek naar bijvoorbeeld fossielen, kun je nog verder terug in het verleden.’

Argeloo benadrukt dat we niet een bepaald jaartal moeten kiezen om vervolgens te proberen de natuur naar dat moment te herstellen. ‘Daarmee zou je de natuur wéér fixeren op een willekeurig punt. Ik heb liever dat historische kennis ons inspireert om groter te denken in de natuurbescherming. Er is nu bijvoorbeeld discussie over het uitdiepen van de dichtslibbende vaargeul naar Ameland en de consequenties daarvan voor dieren en planten. Denken we daarbij aan die tweedimensionale zandbak van vandaag, of aan hoe de Waddenzee ooit was, en wat ze in potentie weer kan benaderen?’

‘Ik pleit voor meer verbeelding en ambitie in natuurbescherming. Sta niet te juichen als één soort profiteert, maar probeer natuurlijke processen te herstellen, zoals zeestromingen en migratiepatronen. Ongerepte natuur bestaat niet meer, maar het potentieel voor natuurlijke dynamiek is er nog altijd. De grijze walvis terug in de Waddenzee; waarom zou dat niet kunnen?’