Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Sophie Veldhuijzen van Zanten, arts, epidemioloog en onderzoeker op de afdeling radiologie en nucleaire geneeskunde van het Erasmus MC in Rotterdam.
‘Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in hoe ons lichaam werkt, en wat er daarin mis kan gaan. Kanker is een bijzonder ziektebeeld: het zijn onze eigen lichaamscellen die ontsporen. De hersenen sturen ons bewustzijn en onze handelingen. Als daarin een tumor ontstaat, heeft dat grote gevolgen. Helaas bestaat er nog geen therapie die hersentumoren kan genezen.
Als kind had ik een boek over Marie Curie (1867-1934), pionier op het gebied van radioactiviteit. Jarenlang werkten zij en haar generatiegenoten zoals Wilhelm Röntgen (1845-1923) en Antoine Becquerel(1852-1908) aan deze onzichtbare, doordringende stralen.
Softies? Sneeuwvlokjes? Niks daarvan – Gen Z is superkrachtig, zegt deze neurowetenschapper
Niks sneeuwvlokjes. Volgens neurowetenschapper Eveline Crone zijn hedendaagse jongeren juist sterk in een extreem ingewikkelde tijd.
In mijn promotieonderzoek naar een zeldzame vorm van hersentumoren bij kinderen maakten we gebruik van radioactieve elementen. Door deze te koppelen aan een medicijn, konden we het volgen in het lichaam met een PET-scan. Maar we ontdekten dat het medicijn vrijwel overal in het lichaam terechtkwam, alleen nauwelijks bij de tumor in de hersenen.
Deze ontdekking en de magie van radioactiviteit leidde bij mij tot een echt eurekamoment. Eind 2018, driehoog achter in de Rivierenbuurt in Amsterdam, bestudeerde ik de literatuur van de vakgebieden waarin ik werkte: radiologie en nucleaire geneeskunde. Alles wat ik over de jaren geleerd had kwam samen in mijn hoofd, en ik bedacht dat je een hersentumor met radioactieve stralen niet alleen kunt opsporen, maar ook kunt behandelen, door hem te bestralen: als je maar de juiste radioactieve elementen kiest.
Bovendien bedacht ik een manier om de stralen dicht bij het doel te brengen: direct in de bloedvaten van de tumor, om zo de rest van het lichaam te beschermen tegen de stralen. Ik vroeg subsidie aan, bracht verschillende teams bij elkaar, en vroeg patiënten of ze mee wilden doen aan dit zeer experimentele onderzoek.
In 2020 werden de eerste PET-scans gemaakt, en mijn idee werd bevestigd. We zagen hoge opname van radioactieve straling in de hersentumoren. Bij het uitwerken van de resultaten van de eerste patiënt stond mijn wereld wel even stil.
Inmiddels hebben we aangetoond dat deze methode een nieuwe behandelstrategie kan bieden voor patiënten met hersentumoren. En nee, ik heb niet de illusie dat we direct elke patiënt beter kunnen maken. Daarvoor is meer onderzoek nodig. Maar deze alternatieve denkwijze opent deuren voor nieuwe combinatietherapieën, met als doel: verbetering van de overleving en kwaliteit van leven voor hersentumorpatiënten.’