Hondenpoep kan ook duizenden jaren later nog tot problemen leiden. Archeologen kunnen namelijk diep in de shit raken als ze uitwerpselen van honden aanzien voor die van mensen. Maar nu is er een kunstmatig intelligent systeem ontwikkeld dat de twee van elkaar kan onderscheiden.

Gefossiliseerde uitwerpselen, of coprolieten, kunnen waardevolle informatie opleveren over de identiteit, het dieet en de gezondheid van mensen die duizenden jaren geleden leefden. Hondendrollen zijn echter ongeveer even groot als die van mensen en hebben een vergelijkbare vorm. En die worden ook geregeld gevonden op archeologische vindplaatsen.

‘Het is een uitdaging om ze van elkaar te onderscheiden’, zegt bio-informaticus Maxime Borry van het Max Planck-instituut voor de Wetenschap van de Menselijke Geschiedenis in Duitsland. Daarom heeft zijn team een methode ontwikkeld om de bron van oude uitwerpselen te identificeren door het DNA te sequencen dat erin bewaard is gebleven.

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’
LEES OOK

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’

Psychiatrisch epidemioloog Brenda Penninx onderzoekt het verband tussen mentale en lichamelijke gezondheid.

Honden eten

Je zou dan denken dat het genoeg moet zijn om te zoeken naar mensen- of honden-DNA om de identiteit van de poeper vast te stellen, maar zo simpel ligt het niet. Hondenpoep bevat vaak menselijk DNA door de gewoonte van deze dieren om de uitwerpselen van andere soorten op te eten, inclusief de onze. En oude mensenpoep bevat vaak honden-DNA doordat het eten van honden voorkwam in veel gemeenschappen verspreid over de wereld.

Daarom wordt er bij de methode van Borry gekeken naar ál het DNA in een coproliet. Daarbij hoort dan ook het DNA van microben die in de darmen leven, en die van soort tot soort variëren. Zijn team trainde een systeem genaamd coproID met bestaande data over de microbiomen van mens en hond.

Poepmonsters

De onderzoekers controleerden eerst of de methode werkte door hem te laten kijken naar moderne poepmonsters. Daarna lieten ze hem los op twintig bodemsamples of coprolieten afkomstig van archeologische vindplaatsen waarvan de bron bekend was of er op zijn minst een sterk vermoeden van bestond.

Het systeem liet zich niet van de wijs brengen door de zeven bodemsamples en classificeerde die als ‘onzeker’. Zeven andere samples werden duidelijk geïdentificeerd als ofwel afkomstig van een mens, ofwel van een hond. Uitwerpselen gevonden in een po in het Verenigd Koninkrijk leken bijvoorbeeld niet menselijk, op basis van de parasieten die erin zaten. CoproID identificeerde ze als hondenpoep.

Mensenoffers

Bij nog eens drie monsters was het DNA te zeer beschadigd geraakt om het nog te kunnen identificeren. De bron van de laatste drie coprolieten, afkomstig van een site in Mexico waar mensenoffers plaatsvonden, was ook onduidelijk. Deze coprolieten hadden een microbioom dat leek op dat van een mens, maar bevatten veel meer honden- dan mensen-DNA. Een mogelijke verklaring is dat ze afkomstig waren van mensen die zojuist hond hadden gegeten.

‘Het is een fantastische studie’, zegt archeoloog Lisa-Marie Shillito van de Universiteit van Newcastle upon Tyne in het Verenigd Koninkrijk. Haar team werkt aan een vergelijkbare methode die kijkt naar biomarkers van lipiden, oftewel vetten. ‘Maar er zijn zeker nog problemen die moeten worden opgelost voordat de methode breed kan worden toegepast.’