Uit onderzoek van Texelse zeebiologen blijkt dat algen zichzelf doden. Dit heeft grote invloed op de voedselketen. Het onderzoek vond plaats aan boord van onderzoeksschip de Pelagia.


Onder meercellige organismen is geprogrammeerde celdood niets nieuws. Voor eencellige plantaardige organismen was het fenomeen echter niet bekend. Onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) van NWO bepaalden de levensvatbaarheid van algen langs de westkust van Afrika. Ze waren aan boord van het onderzoeksschip R.V. Pelagia dat begin dit jaar een onderzoekstocht rond Afrika maakte. Uit hun onderzoek blijkt dat met name grote algen in de bovenste dertig meter van de zee, zichzelf het meest doden. Minder dan de helft van deze algen laat zich eten door dierlijk plankton. Twee kleine algensoorten (Prochlorococcus en Synechococcus) zijn vitaler. Deze vormen het grootste deel van de totale massa aan algen.

Zelfdoding (automortaliteit) is een belangrijk verlies voor de algenbiomassa in de open oceaan. Daarnaast beïnvloeden dode algen de voedselketen. Hun celinhoud lekt de zee in en vormt zo een voedingsbron voor bacteriën. Oorzaken zijn te vinden in een tekort aan voedingstoffen, te weinig of juist veel licht (UV-B) en infecties door bacteriën of virussen.

Om te bepalen of een alge leeft, gebruikten de onderzoekers een kleurstof. Een dode alge is lek waardoor de kleurstof de alg binnendringt en zijn celkern kleurt. In gezonde, levende cellen dringt de kleurstof niet binnen.

Ingrid van Vilsteren