Wenen (A) – Vogels gebruiken de akoestiek van een bos optimaal. Ze fluiten op de toonhoogte die het verst draagt op hun favoriete plek in het bladerdek.


Zuid-Amerikaanse miervogels die hoog in de bomen leven, fluiten anders dan verwante soorten die lager leven. Dit ontdekten onderzoekers van de Oostenrijkse Academie van Wetenschappen onlangs. Iedere soort lijkt zijn toonhoogte te hebben aangepast aan de akoestische eigenschappen van de betreffende laag van het gebladerte. Soorten die dicht bij de grond leven, zingen langzamer en lager dan hoogvliegers. Daarnaast is hun melodie minder gevarieerd. “Vogels lijken hun muziek net als componisten aan te passen aan de omgeving”, aldus dr Erwin Nemeth, een van de ornithologen. “Sommige muziek klinkt alleen goed in een kathedraal, en andere muziek alleen in een jazzclub.” De echo van een kathedraal zou een snelle hoge saxofoonsolo tot een brei doen samensmelten; hetzelfde geldt voor het regenwoud, waar brede boomstammen het geluid meer weerkaatsen dan bladeren.
Nemeth en zijn collega's vergeleken de geluiden van vijf soorten miervogels in het regenwoud van Venezuela. Sommige van deze kleurrijke mierenliefhebbers leven vlakbij de grond, andere meer dan twintig meter hoog in het bladerdek. De wetenschappers maakten geluidsopnamen van de verschillende typen zang en speelden die af op verschillende hoogten in het regenwoud. Ze keken vervolgens hoe luid en hoe duidelijk het geluid overkwam op verschillende afstanden. Ze ontdekten zo dat iedere miervogelsoort het riedeltje zingt dat in zijn eigen habitat het beste tot zijn recht komt.
Harde conclusies durfden de Oostenrijkers niet te trekken. Ze voerden een interessant experiment uit, maar het vergelijken van verschillende soorten is een beetje twijfelachtig. Het zou ideaal zijn als ze populaties van één soort konden vergelijken, die in de loop der tijd in verschillende habitats zijn gaan leven. Een ander experiment moet daarnaast uitwijzen of er misschien een onderliggende factor is die zowel habitatkeuze als zang beïnvloedt. Zover is het echter nog niet; Nemeth en zijn collega's constateerden slechts een interessant verschijnsel.

Nienke Beintema