Diemen (NL) – De Australische wolindustrie ziet brood in het angorakonijn.


Het is een geruststellende gedachte dat ook de bewoners van tropische streken aandacht hebben voor de koude billen van ons, noorderlingen. Australische industriëlen lieten onlangs hun oog vallen op de zeer luxe angoravezel. Voor extra warm en zacht ondergoed volstaat doodgewone schapenwol immers niet.
Angora is met zijn doorsnede van niet meer dan twaalf micrometer één van de meest verfijnde vezels ter wereld. De leverancier ervan heeft een aangenaam hanteerbaar formaat: het angorakonijn is nauwelijks groter dan zijn gemiddelde verwant. De haren van het pluizige beestje bereiken een respectabele lengte van tien centimeter en het ‘oogsten’ van deze luxe is eenvoudig: eens in de drie maanden een snelle scheerbeurt volstaat. Na zo’n kapbeurtje is de geschorene een kwart kilo lichter en de scheerder ruim zeven euro rijker.
Van nature horen ze er niet thuis, maar konijnen zijn zeker geen nieuwigheidje op het afgelegen Australische continent. Integendeel. De exemplaren die de Europeanen er in vorige eeuwen afzetten, voelden zich meteen uitstekend thuis tussen de gebuidelde bewoners van dit tropische oord. In een mum van tijd ontwikkelden de zachtaardige knagers zich tot de schrik van elke natuurbeheerder. En econoom. De agrarische productieverliezen liepen op tot honderden miljoenen euro’s per jaar.
Na mislukte pogingen in 1918 en 1934 lukte het onderzoekers zo’n vijftig jaar geleden voor het eerst de konijnenplaag te beteugelen met het myxomavirus. Nu lijkt het erop dat Australische industriëlen dat jubileum willen vieren met de hernieuwde introductie van een veredeld konijn. Deze moet, in tegenstelling tot zijn losgeslagen voorgangers, geld gaan opleveren. Maar is walibiwol geen beter alternatief? Een angorakangoeroe zou niet alleen aangenaam veilig inheems zijn, maar ook een ware lust voor het oog: elke sprong gaat gepaard met prachtig op en neer golvend haar.

Mirjam Leunissen