Een Japanse fysicus onderzoekt met een putter op microformaat de kleverigheid van cellen.

Aan de universiteit van Nagoya in Japan bouwt Yajing Shen minuscule gereedschappen. De promovendus heeft nu een microputter gemaakt, nadat hij al eerder zo’n beetje het fijnste mes ter wereld had vervaardigd. Die putter hoeft niet een zetje te geven tegen uiterst kleine golfballen, maar kan bijvoorbeeld gistcellen verplaatsen.

De microputter heeft een lengte van 240 micrometer, een breedte van 30 micrometer en een uiteinde van slechts twee micrometer. Met het putten van gistcellen achterhalen de onderzoekers in Japan hoe sterk cellen plakken aan andere cellen of een materiaal, en of die zogenaamde celadhesie een uniek kenmerk is van levende cellen. Het onderzoek publiceerden ze in het vakblad Measurement Science and Technology.

‘Fossiele samenwerking is nodig voor een snelle energietransitie’
LEES OOK

‘Fossiele samenwerking is nodig voor een snelle energietransitie’

Universiteiten moeten hun samenwerking met de fossiele industrie niet stopzetten, vindt scheikundige Marc Koper. Dat vertraagt de energietransitie.

De theorie zegt dat levende cellen een sterkere adhesie hebben dan dode cellen, omdat hun oppervlak meer chemische bindingen kan aangaan. Een gebruikelijke meetmethode is het kleuren van levende en dode celkolonies met een speciale kleurstof. Met de microputter van Shen kan de adhesie van één enkele cel worden gemeten.

Onder een speciale elektronenmicroscoop plaatsten de onderzoekers cellen op een oppervlak van wolfraam, goud of indiumtinoxide. Daarop gaven ze de cellen een zetje met de microputter tot ze zich verplaatsen. De microscoop liet de verplaatsing van de cllen zien, terwijl dankzij de lange steel de benodigde kracht meetbaar was. Een levende cel, zo bleek, vereist een zetje met een kracht van 19 micronewton, voor een dode cel volstaat zes micronewton.

Erick Vermeulen