Natuuronderzoekers hoeven niet meer met vlindernet en lieslaarzen het veld in. Dankzij hightechsnufjes zoals drones bestuderen zij de natuur achter hun bureau.

Foto: Mauricio Lima
Naarmate de camera’s beter worden, kunnen drones steeds beter vegetatie in kaart brengen. Foto: Mauricio Lima

Zo’n honderd jaar geleden ging een veldbioloog nog op pad met een notitieblok, een loep, een botaniseertrommel, een vlindernet en – als hij geluk had – een verrekijker. Om te kijken wat er in de zee zwom werd een staaf dynamiet in het water gegooid en gekeken wat daarna boven kwam drijven. ‘Sinds de jaren veertig werd er gedoken met een fles op de rug om het zeeleven op een elegantere manier te bestuderen. Dat eerste technische hulpmiddel, scubaduiken, is ontwikkeld door de Franse onderzoeker Jacques Cousteau,’ vertelt Wouter Lengkeek, zeebioloog bij Bureau Waardenburg in Culemborg.

Pas sinds de laatste jaren zijn daar revolutionaire nieuwe technieken bijgekomen. Zoals drones om vegetatiekarteringen te maken. Lengkeek: ‘Met drones en luchtfoto’s kun je wel vegetaties typeren, maar als je zeldzame soorten wilt zoeken, valt dat nog niet mee vanuit de lucht. De beelden die met de drones worden gemaakt, zijn te globaal. Vooralsnog is daarom wel aanvullend onderzoek in het veld nodig. Maar dat zal minder worden omdat de camera’s steeds beter worden en meer gedetailleerde informatie laten zien.’

‘Wat mensen allang vergeten zijn, staat nog geschreven in bomen’
LEES OOK

‘Wat mensen allang vergeten zijn, staat nog geschreven in bomen’

Met haar boomboor onderzoekt Valerie Trouet woudreuzen en reconstrueert ze wat die allemaal hebben meegemaakt.

Efficiënter

Drones en ook andere technische hulpmiddelen maken de inzet van mensen – het duurste hulpmiddel bij dit soort onderzoek – efficiënter. Een ander voordeel van deze moderne techniek is dat het mogelijk is diergedrag te bestuderen als er geen mens in de buurt is. Lengkeek: ‘Dieren gedragen zich dan vaak anders, omdat ze worden verstoord als er iemand bij staat.’

Van verstoring is geen sprake wanneer camera’s met gevoelige sensoren worden gebruikt die alleen opnames maken als er een dier langskomt. Dat systeem wordt gebruikt bij moeilijk waarneembare soorten als de boommarter, de otter en de bever in wildtunnels en ecoducten.

Bureau Waardenburg kijkt tevens met camera’s onder water naar het gebruik van vispassages. ‘Je kunt een camera in de bodem prikken en laten draaien. Achteraf zie je dan hoeveel vissen er langs zijn gekomen. Maar dan moet je wel urenlang naar bewegende beelden kijken. Je hebt ook cameravallen die door beweging worden geactiveerd. De software pikt er alleen beelden uit waarop een beest voorbijkomt. Een probleem is wel nog dat elk blaadje of takje dat langsdwarrelt de software triggert. Dat moeten we er nog uithalen.’

Natuurgebieden in Nederland zijn grotendeels versnipperd. Dat geeft problemen voor de overleving van soorten die grote leefgebieden nodig hebben. Om de genetische variatie te achterhalen wordt zogenoemd e-dna, environmental dna, ingezet. Lengkeek: ‘Een van de beschermde soorten die we op die manier monitoren, is de zeldzame waterspitsmuis. We nemen een monster in een plas en analyseren dat in het laboratorium. Daar zien we aan de hand van het e-dna welke soorten in het water leven zonder we ze eerst met lieslaarzen aan moeten vangen in de modder’.

In de lucht kunnen vliegbewegingen van vogels in de gaten worden gehouden met een radar. ‘Wij bekijken de nachtelijke vliegactiviteit al sinds de jaren negentig met vogelradars, als een van de eerste in Europa,’ vertelt Lengkeek. ‘Bij het offshore windmolenpark bij Egmond aan Zee hebben we een geautomatiseerde vogelradar op een meetmast in het water. Die radar houdt al jaren, 24 uur per dag, alle vogels in de gaten. Dat gaat van kleine zangvogels tot ganzen en meeuwen. De vogelmigratie wordt geanalyseerd met behulp van uitgebreide computerprogramma’s die de stipjes in de lucht kunnen volgen en het risico op een botsing met een windmolen kunnen berekenen. Doel is te achterhalen hoeveel slachtoffers er vallen en wanneer dat gebeurt. Als je dat weet, kun je op bepaalde momenten de molens stil zetten.’

Misleidende geluiden

Het bureau is daarnaast betrokken bij de ontwikkeling van een systeem van Energie Centrum Nederland waarmee, met behulp van geluidsregistratie en camera’s, botsingen van vogels met molenwieken kunnen worden waargenomen. ‘We zijn dit aan het testen op zee. Er zijn misleidende geluiden van krimpend en uitzettend metaal door temperatuursverandering die hetzelfde klinken als een botsing van een vogel met een wiek. Het geluid van de botsingen wordt daarom gekoppeld aan beeldregistratie.’

De biologen gebruiken ook kleine zenders om vogels te volgen op hun trekroute. Zo werd duidelijk dat een deel van het foerageergebied van grote sterns verloren is gegaan door de aanleg van de Tweede Maasvlakte bij Rotterdam. ‘Door ze uit te rusten met een gps-rugzakje worden hun vluchtgegevens vastgelegd en doorgestuurd naar een ontvanger. Daardoor weten we precies waar hun nieuwe foerageerplekken op zee liggen. Die moeten wat extra aandacht en bescherming krijgen.’

Dankzij zendertechniek is nu ook bekend dat een deel van de Nederlandse roerdompen naar Afrika gaat en dat de noordse stern vanuit de Eemshaven, in Groningen, helemaal naar Nieuw-Zeeland vliegt. ‘Opmerkelijk,’ vindt Lengkeek. ‘Dan vraag ik me toch af waarom je de hele wereld overvliegt om te gaan broeden op een lelijk industriegebied in de Eemshaven. Blijkbaar is het de moeite om daar twintigduizend kilometer voor te vliegen.’

Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.

Lees ook: