De ziekte van Parkinson begint mogelijk niet in de hersenen, maar in het verlengde van de blindedarm: in het wormvormig aanhangsel ofwel de appendix vermiformis

Wie ooit zijn appendix heeft laten verwijderen, maakt later in het leven minder kans om parkinson te krijgen. Een giftig goedje dat in de hersenen van patiënten is gevonden, is nu ook aangetroffen in de appendix.

Parkinson is een neurodegeneratieve aandoening die leidt tot trillingen en stijfheid. De oorzaak is lang gezocht in het afsterven van hersencellen, veroorzaakt door ophoping van het eiwit alfa-synucleïne, dat normaal gesproken een rol speelt bij zenuwsignalen.

Hoe zorg je voor je microbioom?
LEES OOK

Hoe zorg je voor je microbioom?

Goede voeding, genoeg slaap, weinig stress en een fijn sociaal leven: er zijn genoeg manieren om het microbioom een handje te helpen.

Bij mensen met de ziekte van Parkinson is geklonterde synucleïne aangetroffen die zenuwcellen doet afsterven in hersengebieden die beweging aansturen. Als synucleïne zich op één plek ophoopt, verspreidt het klonteren zich in een kettingreactie langs zenuwcellen.

Er is een groeiende hoeveelheid bewijs dat dit proces begint in de zenuwcellen van de ingewanden. Als geklonterde synucleïne bij muizen wordt geïnjecteerd, verspreiden de giftige opeenhopingen zich naar hun hersenen.

Bij een aantal eerdere studies kwam de appendix al uit de bus als hoofdrolspeler bij beginnende parkinson. Maar onderzoek naar de vraag of het verwijderen van de appendix beschermt tegen parkinson, leidde tot tegenstrijdige resultaten. De operatie lijkt de kans op de aandoening op de korte termijn iets te verhogen, maar op de langere termijn juist te verlagen.

1,6 miljoen medische dossiers

Viviane Labrie van het Van Andel Research Institute in Michigan besloot dit vraagstuk te lijf te gaan met behulp van het omvangrijkste en langdurigste onderzoek tot dusver. Daarbij is naar de medische dossiers van 1,6 miljoen Zweedse mensen over een periode van 52 jaar gekeken. Degenen bij wie de appendix als jongvolwassene was verwijderd, hadden later in hun leven 20 procent minder kans om parkinson te ontwikkelen.

Het team van Labrie keek ook naar 48 appendices van mensen met en zonder parkinson. Bij vrijwel allemaal werd geklonterde synucleïne ontdekt in de zenuwvezels van het orgaan. ‘Dit zou kunnen optreden als de kiem van de ziekte in de hersenen’, zegt Labrie.

Waarom dit dan alleen bij sommige mensen tot parkinson leidt en niet bij alle, is onbekend.

Het onderzoek van Labrie is gepubliceerd in Science Translational Medicine.