Mijn eerste week zit erop: zes dagen varen en zes keer walvissen gezien. Het wemelt hier werkelijk van de potvissen. De spectaculaire beesten zijn erg fotogeniek en doen kou en zeeziekte vergeten.


Het 'Andenes Hvalsenter' ligt aan de voet van de vuurtoren op het noordelijkste puntje van het eiland Andøya. Vanuit de ramen aan de achterkant van ons huis kijken we prachtig uit over de haven en de besneeuwde bergtoppen van het vasteland. We wonen met onderzoekers en gidsen (twee Spanjaarden, een Italiaan, een Duitser, een Deense, een Zweedse, een Finse en ik) in een opgeknapt boothuis. Hiervandaan is het maar een paar minuten lopen naar de haven, vanwaar de twee safariboten vertrekken.
In de haven ziet de zee er altijd spiegelglad uit, maar schijn bedriegt. Zodra de boot op volle zee is begint het spektakel. De golven zijn metershoog en de kleine boten, die ieder plaats bieden aan tachtig tot negentig man, rollen over de golven heen en weer. Binnen een kwartier hangen de eerste mensen over de reling. Mijn medegidsen en ik lopen af en aan met spuugzakken, keukenrol, zwabbers en emmers water. 'Hell on earth', aldus mijn Spaanse collega Pere. We houden de moed erin met dekens, warme soep en enthousiaste verhalen over de papegaaiduikers en de stormvogels die we zien.
Na een uur varen bereiken we de rand van het continentale plat. Daar wordt de zee opeens anderhalve kilometer diep, en dat is precies de plek waar de potvissen zich ophouden. Een opwaartse stroming van nutriëntenrijk water, gecombineerd met hele etmalen zonlicht, zorgt er voor een hoge primaire productie. Daar komen weer allerlei vissen en inktvissen op af, die op het menu van de walvissen staan.
“Potvis aan stuurboord!” roept het bemanningslid dat met een verrekijker bovenop de stuurhut staat. De boot draait er langzaam naartoe tot we het gevaarte op zo'n vijfig meter zijn genaderd. We zien een groot deel van de enorme rug met de kleine rugvin boven water uitsteken. Een paar keer per minuut spuit het beest onder luid geproest een metershoge straal water de lucht in. Na een paar minuten verdwijnt hij even helemaal onder de golven. “Hij duikt!” klinkt het vanaf de stuurhut. En ja: langzaam komt de vier meter brede staart uit het water tevoorschijn, strekt zich helemaal de lucht in en verdwijnt dan majestueus in de golven.

Nienke Beintema