Chapel Hill, North Carolina (VS) – Amerikaanse neurologen breiden de slot-sleuteltheorie uit.


Volgens de klassieke slot-sleuteltheorie kan een geneesmiddel dat inwerkt op een receptor aan een celoppervlak twee effecten hebben: het bootst het natuurlijke boodschappermolecuul na en geeft dan dezelfde effecten, of het gaat de werking van dat boodschappermolecuul tegen. Bevindingen aan de universiteit van North Carolina (UNC) laten zien dat deze theorie niet opgaat voor dopamine en zijn receptoren.
De signaalstof dopamine speelt een belangrijke rol in de hersenen. Bij ziekten als Parkinson en schizofrenie is de dopaminehuishouding bijvoorbeeld verstoord. Er zijn zeker vijf verschillende receptoren waar dopamine aan kan binden. Gebonden aan de D(2)-receptor remt dopamine zijn eigen aanmaak en zet het ionenpompen in de cel open. Het medicijn dihydrexidine bindt ook aan deze receptor. Wat betreft het eerste proces aapt dihydrexidine dopamine netjes na. Het remt echter tegelijkertijd de opening van de ionenpompen.
De onderzoekers van UNC denken dat dit te maken heeft met G-eiwitten, die aan de binnenkant van een cel zijn gekoppeld aan de receptoren. Blijkbaar maakt het ook nog uit in welke deur het slot zit. De G-eiwitten fungeren als 'deur' voor de dopamine-receptoren en bepalen zo welke processen ze aan- of uitschakelen.
Dihydrexidine remt de opening van ionenpompen in speciaal opgekweekte cellen die normaal geen D(2) receptoren dragen. Als onderzoek in hersenen van zoogdieren de resultaten van de Amerikanen bevestigt, vormt dit voor de ontwerpers van medicijnen een uitdaging om nog specifiekere medicijnen te maken.


Jelka Lustenhouwer