Gemanipuleerde foto’s, suggestieve bijschriften, verzonnen verhalen; hoe kun je voorkomen dat mensen er intrappen? Uit Brits onderzoek dat mensen weerbaarder tegen nepnieuws te maken zijn.

Desinformatie over covid-19 en de oorlog in Oekraïne is overal. Elke bewering op feiten controleren (factchecken) en waar nodig weerleggen (debunken) is een enorme klus. Voorkomen dat mensen desinformatie voor waar aannemen (prebunken), lijkt een stuk efficiënter.

Psychologen van de universiteiten van Cambridge en Bristol hebben de strategie om desinformatie of nepnieuws te prebunken in plaats van met factchecken te debunken in een groot onderzoek bestudeerd. Zij constateerden dat mensen die een filmpje met uitleg over veelgebruikte manipulatietechnieken hadden bekeken, beter in staat zijn de desinformatie die daarna op sociale media passeerde te herkennen. De onderzoeksresultaten zijn onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Science Advances.

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’
LEES OOK

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’

Psychiatrisch epidemioloog Brenda Penninx onderzoekt het verband tussen mentale en lichamelijke gezondheid.

Voor dit onderzoek werden vijf filmpjes van ongeveer negentig seconden gemaakt waarin uitleg wordt gegeven over verschillende technieken die verspreiders van desinformatie toepassen, zoals het gebruik van emotionele taal, tegenstrijdige beweringen doen, valse tegenstellingen opwekken of een enkele zondebok aanwijzen. De filmpjes bestaan uit grappige animaties en er worden voorbeelden gebruikt uit films en tv-series als Star Wars en Family Guy.

Bescheiden effect

De onderzoekers vergelijken hun uitlegfilmpjes met een vaccin. Ze geven kleine, onschuldige voorbeelden van de manipulatietechnieken zodat mensen desinformatie herkennen als ze er in het alledaagse leven mee worden geconfronteerd. Zo worden ze weerbaarder.

In het experiment testten de psychologen het effect van hun filmpjes eerst onder gecontroleerde omstandigheden met een groep van 6464 proefpersonen, van wie de helft een van de uitlegfilmpjes te zien kreeg en de andere helft niet.

De deelnemers die waren blootgesteld aan het prebunken, herkenden daarna desinformatie op sociale media beter. Ze waren het best in het herkennen van tegenstrijdige beweringen en valse tegenstellingen. Dat deden ze twee keer zo goed als de groep die de prebunkfilmpjes niet had gezien, ongeacht leeftijd, opleiding en politieke voorkeuren.

De onderzoekers testten twee van de filmpjes ook buiten het laboratorium. Gedurende vijftien dagen lieten ze de filmpjes in de Verenigde Staten zien als advertentie voorafgaand aan YouTube-video’s. Zo bereikten ze ruim vijf miljoen YouTube-gebruikers. Vervolgens vroegen ze 30 procent van deze groep, binnen 24 uur na het kijken, of ze de manipulatietechnieken konden herkennen in fictieve socialemediaberichten.

De ruim elfduizend mensen die reageerden konden de desinformatie iets beter herkennen dan elfduizend mensen die de filmpjes niet gezien hadden. Maar het effect was kleiner dan bij het gecontroleerde experiment: ze waren ongeveer 5 procent beter.

Factchecken blijft nodig

‘Het is goed dat de onderzoekers de filmpjes in het wild hebben getest’, zegt nepnieuwsdeskundige Peter Burger van de Universiteit Leiden. ‘Daardoor zie je dat het onder gecontroleerde omstandigheden in het lab veel beter werkt dan in het echt.’

Ook behoedt de informatie uit de filmpjes je niet voor alle vormen van desinformatie. Het helpt bijvoorbeeld niet om nepnieuws te herkennen waarbij echte foto’s of filmpjes zijn voorzien van een vals bijschrift. Zoals een video van een mensenmassa waarbij geclaimd wordt dat mensen de straat op gingen in Parijs omdat ze de coronamaatregelen niet meer pikken, terwijl het eigenlijk een vijf jaar oude video is van een protest in Boekarest tegen corruptie.

‘Het voordeel van de prebunkfilmpjes is dat ze zonder hoge kosten op grote schaal ingezet kunnen worden’, zegt Burger. ‘En als het werkt, heb je in één klap een heleboel verschillende valse beweringen van tevoren onschadelijk gemaakt. Maar het maakt factchecken en debunken van desinformatie niet overbodig.’

Dankzij factchecking kunnen socialemediabedrijven zoals Facebook bijvoorbeeld een valse bewering verwijderen of minder zichtbaar maken, of een gebruiker die haar verspreidt verwijderen.

De korte uitlegfilmpjes op YouTube zijn dus niet dé oplossing tegen desinformatie, maar kunnen daar onderdeel van zijn. Burger: ‘Je kunt daarnaast ook blijven factchecken, socialemediabedrijven kunnen actief ingrijpen als er op hun platform desinformatie wordt verspreid en je kunt mensen weerbaarder maken door er aandacht aan te besteden in het onderwijs.’