In de zoektocht naar manieren om het grote en het kleine te verenigen, is het volgens astrofysicus Vincent Icke niet wijs om snel op de zeepkist te klimmen. Ook de snaartheorie heeft de wijsheid niet in pacht. Voorafgaand aan het New Scientist Café van donderdag 20 november spraken wij hem over de grootste natuurkundige uitdaging van de eenentwintigste eeuw.

Uw nieuwste boek is getiteld Zwaartekracht bestaat niet. Wat bedoelt u precies?
‘Stel, ik zit aan het eind van een zomerdag met mijn vrouw op de top van een duin en zeg: ‘Wat een mooie zonsondergang.’ Dan zou zij kunnen zeggen: ‘Sukkel, ik dacht dat jij wist dat het niet de zon is die beweegt, maar de aarde die draait’.’

Vincent Icke. Bron: Astrid Koppers
Vincent Icke. Bron: Astrid Koppers’Zonsondergang is een historische term voor één van de gevolgen van de draaiing van de aarde. Zo is ook zwaartekracht een historische term voor de gevolgen van de structuur van tijd en ruimte. We hebben nu de algemene relativiteitstheorie die vertelt hoe het wél in elkaar zit, maar ook deze theorie is niet compleet.’

 

‘Het ITER-uitstel is minder dramatisch dan het lijkt’
LEES OOK

‘Het ITER-uitstel is minder dramatisch dan het lijkt’

‘ITER tien jaar vertraagd’, kopten de media. Maar de momenten waar het bij deze kernfusiereactor écht om gaat worden veel minder uitgesteld.

Wat schort er nog aan?
‘Het grote plaatje zoals Einstein ons dat heeft uitgelegd, klopt niet met de theorie van het allerkleinste. De quantumveldentheorie werkt op basis van kansberekening. Het vertelt ons hoe groot de kans is dat een bepaalde eindtoestand verbonden is aan een begintoestand. De relativiteitstheorie werkt anders. Daarin speelt kansberekening absoluut geen rol. De theorieën zijn conceptueel niet bij elkaar te brengen. Er moet dus iets anders zijn. De grote vraag voor de 21ste eeuw is: wat dan?’

Hoe komen we dichter bij een oplossing?
‘We weten dat als we maar ver genoeg teruggaan in het verleden van het heelal, beide soorten natuurkunde gezamenlijk en op een gelijke manier aan de orde waren. Hoe beter we begrijpen wat er dicht op de oerknal gebeurde, des te dichter komen we bij de vereniging van de twee theorieën. Er zijn wel speculaties over wat er zich in deze natuurkundige schemerzone afspeelt, maar verder dan dat gaat het niet.’

Kan snaartheorie hier nog iets in betekenen?
‘Snaartheorie is op dit moment niet veel meer dan het maken van leuke wiskunde, maar zonder de fysische sommetjes. Het verklaart bijvoorbeeld niet hoeveel het ene deeltje zwaarder is dan het andere. Als natuurkundige moet je eerst weten wat je wilt doen. Pas daarna kun je bij de wiskunde te rade gaan.’

Hebt u zelf ideeën die in de richting van een oplossing gaan?
‘Het is beter als ik me hierover stil hou. Er zijn twee mogelijkheden: misschien zit ik in de goede richting en dan wil ik natuurlijk niet dat iemand mijn idee kaapt, maar het kan ook baarlijke nonsens zijn. Dat is niet per se een ramp, want het merendeel van de ideeën waar je als natuurkundige mee stoeit, raakt kant noch wal. Maar er zijn al genoeg wilde verhalen. In plaats van te vroeg verkondigen: ‘Ik weet het beter dan Einstein’, kun je beter een blokje omlopen of een middagje gaan skiën. Als je het rustig houdt, is de kans groter dat je tot een baanbrekend inzicht komt.’

Wat vindt u van de manier waarop natuurwetenschappelijke vraagstukken als deze in de media komen?
‘Daar ben ik erg tevreden over. De sterrenkunde heeft een lange traditie van contact met het publiek. Galilei schreef bijvoorbeeld al zijn boeken in het Italiaans in plaats van in het Latijn omdat hij vond dat de kennis voor iedereen beschikbaar moest zijn. Het is goed dat de natuurwetenschappen in televisieprogramma’s voorbij komen en dat er populairwetenschappelijke boeken over verschijnen. Je ziet dat bij heel veel mensen hetzelfde enthousiasme leeft als bij ons wetenschappers.’

Naast astrofysicus bent u ook beeldend kunstenaar. Hoe raken deze werelden elkaar?
‘Je kunt de schoonheid van de werkelijkheid bevatten door er met natuurkundige ogen naar te kijken. Als kunstenaar probeer je deze schoonheid ook over te brengen. Mijn ervaring als kunstenaar helpt me natuurkundige fenomenen zo weer te geven dat mensen er een beter inzicht in krijgen. En je hoopt natuurlijk dat een mooie afbeelding mensen de natuurwetenschappen in trekt. Dat ze bij zichzelf denken: hier wil ik meer over weten.’

Lees verder: