Twee nieuwe Pakistaanse walvisfossielen dragen deze week een vijftig jaar oud debat ten grave. De pootjes van de 47 miljoen jaar oude wandelwalvissen plaatsen deze dieren in de stamboom naast de nijlpaarden.

Paleontologen en biologen lagen de afgelopen jaren nog wel eens met elkaar overhoop: DNA-onderzoek suggereerde immers dat walvissen van de evenhoevigen afstammen, en dus samen met de koeien, schapen en nijlpaarden in één groep thuishoren, terwijl paleontologen op grond van de uiterlijke kenmerken van met name de tanden de oerwalvissen liever bij een groep hyena-achtige carnivore hoefdieren plaatsten.

Met de vondst van twee nieuwe fossiele walvissen in Pakistan lijkt dat debat nu in het voordeel van de biologen beslecht te zijn. Philip Gingerich van de Universiteit van Michigan beschrijft deze week in Science de nieuwe walvissen Artiocetus clavis en Rodhocetus balochistanensis, en komt met overtuigende argumenten om deze Eocene oerwalvissen bij de evenhoevigen in te delen. Het nijlpaard wordt daarmee de meest nabije levende verwant van de walvis.

Kunnen we ooit praten met Poekie?
LEES OOK

Kunnen we ooit praten met Poekie?

Met behulp van AI slagen onderzoekers er steeds beter in dierengeluiden te ontcijferen. Kunnen we ooit echt met onze hond of kat babbelen?

De walvissen stammen af van landbewonende zoogdieren. Uit diverse vondsten van oerwalvissen met al dan niet functionele pootjes valt een redelijk gedetailleerde walvisevolutie te destilleren, maar over de vóórlopers van de walvissen bestond nog veel onzekerheid. Al in 1950 suggereerde immunologisch onderzoek dat walvissen en evenhoevigen verrassend dicht bij elkaar stonden, maar de fossiele vondsten leken tot dusver niet in die richting te wijzen. Eén van de problemen is dat met name de pootjes (peddels is misschien een beter woord) van fossiele oerwalvissen vaak ontbreken, want haaien gaan daar, zodra een karkas op de zeebodem ligt, graag mee vandoor. Bij de twee nieuwe walvissen uit Pakistan zijn de pootjes echter nog prachtig bewaard gebleven, en op grond van de vorm van de enkel concludeert Gingerich dat walvissen wel degelijk evenhoevigen zijn.

Met deze publicatie trekt Gingerich de angel uit één van de meer verhitte debatten tussen de moleculair-systematici (die hun stambomen uit overeenkomsten in het DNA destilleren) en de paleontologen (die voor hun stambomen de overeenkomsten en verschillen tussen botten turven), want met name het walvis-nijlpaardverhaal leek bij sommige paleontologen een populaire stok om de DNA-hond mee te slaan.