Vroeger in mijn studententijd ging je na je kandidaats op een lab werken. Terwijl je ook studeerde en tentamens deed voor je doctoraal, nam je deel aan het onderzoek, de werkbesprekingen, de koffie en de kletspraat in een onderzoeksgroep. Voor studenten die net hun kandidaats hadden gehaald waren er rondleidingen, zodat je kennis kon maken met het onderzoek in de verschillende natuurkundelaboratoria van de universiteit.


Tijdens die rondleidingen had ik de ietwat onhebbelijke gewoonte, steeds wanneer een groepsleider ons had verteld wat voor onderzoek hij deed, dezelfde vraag te stellen: “Mijnheer, waarvoor doet u dat eigenlijk?” Ik kreeg telkens verschillende antwoorden, zoals: hierin zijn we de beste; dit is nog nooit eerder gedaan; dit is oplosbaar. Allemaal noodzakelijk maar voor mij niet voldoende. Nooit, maar dan ook helemaal nooit, kreeg ik een antwoord wat mij bevredigde, ik vond dat zo ontmoedigend dat ik bijna opgehouden ben met de natuurkundestudie.
Gelukkig hoorde ik dat je ook kon werken op het FOM-laboratorium bij professor Kistemaker aan de Kruislaan. Toen ik daar werd rondgeleid hoefde ik de vraag niet meer te stellen, van meet af aan was duidelijk waar het in het onderzoek om ging. Zo ben ik terecht gekomen in de atoom-, molecuul- en oppervlaktefysica. Ik heb een geweldige tijd gehad met veertig jaar onderzoek aan silicium, het basismateriaal voor computers en voor zonnecellen, juist toen de siliciumtechnologie wereldwijd ontwikkeld werd.
Op feestjes bij vrienden of familie had ik nooit enige moeite uit te leggen waar ik mee bezig was en waarom dat de moeite waard was. Ik droeg bij aan een van de revoluties van de natuurkunde in de twintigste eeuw. De andere waren de relativiteitstheorie, de kwantummechanica en de kernfysica. Computers, lasers en de bom hebben onze wereld dramatisch veranderd, zodanig dat de 20e eeuw de eeuw werd van de fysica.

Ik geloof niet dat de 21e eeuw ook weer de eeuw wordt van de natuurkunde, het wordt de eeuw van de biologie. In tegenstelling tot de fysici hebben de biologen al enige tijd een theorie van alles, de moleculaire biologie is bezig een enorme vlucht te nemen en de biotechnologie, inclusief de biofarmacie, is hard op weg een van de grootste industrieën ter wereld te worden.

De drie elementen van de evolutietheorie zijn bekend: mutaties, selectie en reproductie. Er zijn vele mutaties maar er is maar één criterium waar het in de selectie om gaat en dat is: overleven. Die mutaties die bijdragen tot het overleven van het individu, de familie, of de soort, die mutaties zullen ook zelf overleven. Dat geldt niet alleen voor de biologische evolutie, het wordt steeds duidelijker dat ook onze culturele evolutie verloopt volgens dit schema. De evolutietheorie is van toepassing op de psychologie, de economie, de filosofie en er is zelfs al een evolutionaire theorie van literatuur en van wetenschap.

Ook onze cultuur kent vele mutaties, de meeste zijn maar een kort leven beschoren, welke zullen tot de blijvers behoren? Dat zijn die culturele ontwikkelingen die bijdragen tot ons overleven, die ontwikkelingen zullen ook zelf overleven. Het is bijna een tautologie maar zo werkt het wel, ook in de wetenschap: ook daarin zijn er heel veel mutaties en natuurlijk kun je proberen alle bloemen te laten bloeien, maar niet alle zullen ook echt tot bloei komen, vruchtbaar zijn en overleven.
Is overleven dan werkelijk aan de orde, ook in de wetenschap? Ik meen van wel, de problemen in de wereld met energie, voeding, gezondheid, biodiversiteit en mobiliteit zijn zo enorm dat het een kwestie is van overleven. Onze westerse wijze van leven is niet langer vol te houden, revolutionaire veranderingen zijn geboden voordat er sprake zal zijn van duurzame ontwikkeling. Daaraan heeft de wetenschap een belangrijke bijdrage te leveren.
Stel je bent nu natuurkundestudent, hoewel dit niet de eeuw is van de natuurkunde, dan kan je wel degelijk onderzoek doen in een bloeiende onderzoeksgroep, vruchtbaar onderzoek dat de moeite waard is. Maar hoe vind je dat, hoe weet je wat je moet kiezen voor je afstuderen? Ik zou niet aarzelen bij de rondleidingen toch weer dezelfde vraag te stellen: “Mijnheer, waarvoor doet u dat eigenlijk?” En je weet zeker dat je een grotere kans maakt dat je goed zit als het antwoord luidt: “Voor ons overleven.”

Frans Saris, natuurkundige, Universiteit Leiden
Waartoe Wetenschap? Frans W. Saris, Leiden University Press 2007, ISBN 978907280222