Wilde bijen blijken belangrijker voor de bestuiving van landbouwgewassen te zijn dan de honingbij. Maar het aantal wilde bijen loopt terug, de insect is bedreigd.
‘Iedereen dacht altijd dat de honingbij alles bestoof wat er te bestuiven viel,’ zegt David Kleijn, hoogleraar plantenecologie en natuurbeheer aan Wageningen Universiteit. ‘Vanwege dat nut voor de mens ging tot nu de aandacht in het onderzoek alleen maar uit naar de honingbij en was de wilde bij een ondergeschoven kindje. Pas sinds een paar jaar krijgen we in de gaten dat wilde bijen een grotere rol spelen bij landbouwproductie dan honingbijen.’
In Nederland komen 358 soorten bijen voor. De honingbij is er daar slechts één van, de rest zijn wilde bijen, verdeeld over hommels, zandbijen, metselbijen, wespbijen en nog veel meer groepen.
Mieren zijn magnifieke navigators
Mieren zijn in staat tot verbazingwekkende navigatieprestaties. Misschien kan waardering hiervoor helpen om deze insectensoorten te behouden.
De honingbij is ooit door de mens tot huisdier gemaakt vanwege zijn honing. ‘Hij is als de kip bij de vogels,’ zegt Kleijn. ‘De wilde bij heeft de mens niet nodig om te overleven.’
Bijna alle noten- en vruchtensoorten, zoals appels, peren, pruimen, kersen en perziken, worden bestoven door insecten. De Wageningse onderzoekers keken op enkele tientallen fruitbedrijven naar het effect van wilde bijen op elstarappelen en blauwe bessen van de rassen Duke en Liberty. ‘Daaruit blijkt dat de meeste wilde bijen veel meer stuifmeel overbrengen per bezoek dan honingbijen. Wilde bijen zijn een stuk efficiënter,’ concludeert Kleijn.
Symmetrische appels
Hoe meer stuifmeel er wordt overgebracht, hoe beter de vruchtzetting – wat zich manifesteert in een grotere opbrengst van een hogere kwaliteit. Wilde bijen zorgen voor grotere appels die bovendien symmetrischer van vorm zijn. ‘Hierdoor komt een groter percentage vruchten in de hoogste kwaliteitsklasse en krijgt de teler meer geld voor de vruchten. Dat is pure winst,’ zegt Kleijn.
Zonder bestuiving door insecten is de oogst veertig procent kleiner dan met. Hoewel het aantal wilde bijen dat rond de bomen vliegt kleiner is dan het aantal honingbijen, nemen ze gemiddeld zestig procent van de totale bestuiving voor hun rekening. Op basis daarvan kan worden geschat dat een kwart van de totale vruchtopbrengst in kilo’s per hectare afhankelijk is van wilde bestuivers. ‘Dat is nogal wat. En dat allemaal gratis en voor niks,’ zegt de bioloog.
Omgerekend is de bijdrage van wilde bijen aan de productiewaarde van appels en blauwe bessen jaarlijks duizenden euro’s per hectare. Alleen al voor de elstars komt dit voor Nederland neer op bijna twintig miljoen euro.
Wilde bijen worden niet zozeer bedreigd door ziektes, zoals de honingbij, maar vooral door afwezigheid van voedselplanten. De meeste door insecten bestoven gewassen bloeien vroeg in het seizoen. Wanneer die bloeiperiode voorbij is, moeten ze hun eten elders zien te halen. Maar op dat moment begint het maaien van grasland en wegbermen. En daarmee verdwijnt veel voedsel voor de bijen.
Kleijn: ‘Andere oorzaak waardoor bijen in de knel komen, is dat er geen vlinderbloemigen zoals klavers en luzerne meer worden verbouwd door de boeren om aan hun vee te voeren.
Vlinderbloemigen binden stikstof uit de lucht en zijn daarmee natuurlijke bemesters. Die teelt is volledig verdwenen door de opkomst van kunstmest. Daarnaast is er steeds minder heideterrein en neemt het oppervlak van andere gebieden met natuurlijk grasland af. Bloemrijke habitats zijn omgezet in landbouwgrond of stedelijke bebouwing. Die kaalslag van het agrarisch landschap is een belangrijke reden voor de achteruitgang.’
Bloemenrijkdom
Mogelijke remedie om het de wilde bij meer naar de zin te maken, is vergroting van de bloemenrijkdom. Niet alleen rondom percelen van telers en tussen gewasrijen, maar vooral ook in natuurreservaten en langs wegen en spoorbermen. ‘Veel soorten bijen nestelen in taluds en kunnen vandaaruit nieuwe gebieden koloniseren. Sommige hommels kunnen wel anderhalf tot twee kilometer van hun nest vandaan foerageren.’
Wij kunnen ook in onze eigen achtertuin de insecten helpen door meer bloeiende, inheemse planten neer te zetten, zoals beemdkroon, veldsalie, knoopkruid en margriet.
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: