Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Marieke Dewitte, universitair docent Klinische Psychologie aan de Universiteit van Maastricht. 

‘Goedele Liekens, voormalig miss België en seksuoloog, was bij ons in Vlaanderen een fenomeen. In haar programma De lieve lust was ze de eerste die op de openbare omroep over seks praatte. Ik wist meteen: ik wil seksuoloog worden. 

Als afronding van mijn studie deed ik een masterthesis rondom de link tussen seksuele tevredenheid en relatietevredenheid. Daarna volgde een promotietraject over hechting bij koppels. Razend interessant, maar het had niets met seks te maken.

Er is meer onderzoek nodig naar het effect van ruimtevaart op het brein
LEES OOK

Er is meer onderzoek nodig naar het effect van ruimtevaart op het brein

Om veilig te ruimtereizen, moeten we in beeld krijgen hoe een leven zonder aardse zwaartekracht de hersenen beïnvloedt, stelt Elisa Raffaella Ferrè.

Marieke Dewitte

Vier jaar later volgde ik alsnog mijn passie, en startte ik de RINO seksuologie-opleiding. Ik dacht in het seksveld veel mensen uit mijn oude onderzoeksgebied tegen te komen, omdat seks en relaties erg met elkaar verbonden zijn. Wat voor mij een evidente zaak was, bleek in de praktijk totaal anders. Daar kreeg ik ook een groots moment van inzicht.

In gesprekken die ik met seksuologen voerde, bleek dat ze niet met seks tussen partners en in relaties bezig waren, maar vooral met seks bij individuen. Ik ben vervolgens de literatuur ingedoken en constateerde dat als een seksuoloog de opwinding bestudeerde in het lab, het neerkwam op een analyse van wat er gebeurde als een individu naar een pornofilm keek.

Heel raar, omdat we vaak seks hebben in een relatiecontext, en het gros van de seksuele problemen voorkomen tijdens partnerseks en niet tijdens soloseks. De meeste theorieën zijn echter gebaseerd op onderzoek naar individuele seksuele responsen. Het wetenschappelijke artikel dat ik in 2012 hierover geschreven heb, had grote impact in het veld.

Nu, elf jaar later, werk ik hier in het lab met koppels die elkaar seksueel stimuleren. Ik bekijk wat er gebeurt op het gebied van opwinding. Wij zijn denk ik een van de enigen in de wereld die dit soort koppelonderzoek doet in het lab. Dat kan in Maastricht, een vooruitstrevende universiteit.’