Wageningen (NL) – Drie pas ontdekte genen gaan de strijd aan tegen bruine roest in tarwecellen.


Wageningse onderzoekers hebben in een project van de NWO-Technologiestichting STW drie genetische factoren opgespoord die een wilde tarwesoort Triticum monococcum beschermen tegen de roestschimmel. Opvallend is dat de tarweplant de schimmel te lijf gaat voordat deze zich kan nestelen.

De wilde tarwe Triticum monococcum bevat genen die bruine roest kunnen voorkómen.


Bruine roest kruipt via huidmondjes de plant binnen, nestelt zich in de cellen van de tarwe en vormt daarin voedingscellen. Vervolgens maakt de schimmel hoopjes sporen die op de plant zichtbaar zijn als roestkleurige plekjes.
Bij de oude resistentie ontdekt een plantencel de schimmel pas als deze al in de cel zit. De plant laat dan enkele naburige plantencellen afsterven op de plaats van infectie, waardoor de schimmel geen voedingstoffen meer kan opnemen. Dit is vergelijkbaar met een huis waarbij het alarm afgaat als een inbreker is binnengedrongen. De ontdekte tarwegenen stoppen doorgaans de schimmel vóórdat deze de cel binnendringt. Lukt dat niet, dan houdt de tarweplant de boosdoener alsnog tegen terwijl deze voedingscellen vormt. De beveiliging van dit huis is zo goed dat de boef niet kan binnenkomen. Lukt het hem toch, gaat alsnog het alarm af.
De onderzoekers vermoeden dat de nieuw gevonden resistentie duurzaam is. Daarmee onderscheidt die zich van de huidige bescherming, waarbij opeenvolgende generaties van de schimmel zich zo aanpassen dat de plantencel deze niet meer herkent.
Veredelaars van brood- en macaronitarwe zijn blij met de ontdekking. Ze voeren al jaren een wedloop tegen de roestschimmel. Met de drie opgespoorde genen beslist de strijd misschien eindelijk in hun voordeel. Daarvoor moeten commerciële veredelaars de drie genen uit de wilde tarwe nog wel eerst inbouwen in de consumptietarwe.

Jocelyn Berdowski