Doordat klimaatmodellen geen rekening houden met de afnemende luchtvervuiling, onderschatten ze hoe heet de Europese zomers en hittegolven worden. Dat stellen Zwitserse wetenschappers.

Zomers en hittegolven in Europa worden nog heter dan gevreesd. De regionale klimaatmodellen onderschatten de zomerse hitte doordat ze geen rekening houden met de afname van de luchtvervuiling en het intensere zonlicht dat daardoor de aarde bereikt. 

‘Als modellen veranderingen in luchtvervuiling niet meenemen, onderschatten ze de intensiteit van toekomstige hittegolven nog meer dan ze de gemiddelde opwarming in de zomer onderschatten’, zegt klimaatwetenschapper Dominik Schumacher van de ETH Zürich in Zwitserland. Dit is een probleem, omdat Europese landen deze simulaties gebruiken om zich voor te bereiden op de toekomst.

Zomers warmen sneller op dan winters
LEES OOK

Zomers warmen sneller op dan winters

Als het klimaat verder opwarmt, zullen de zomers waarschijnlijk sneller opwarmen dan de winters. Dat blijkt uit onderzoek naar schelpen.

Computertijd

Het doorrekenen van mondiale klimaatmodellen kost veel kostbare computertijd, dus kijken onderzoekers vaak alleen naar kleinere regio’s met gedetailleerdere modellen. Over het algemeen vertrouwen regeringen op deze regionale modellen omdat ze nauwkeurigere voorspellingen doen voor specifieke locaties dan de mondiale modellen.

‘De regionale modellen worden in veel landen gebruikt voor informatie over toekomstige veranderingen, dus zouden ze de waargenomen opwarming goed moeten weergeven’, zegt Schumacher. Maar toen hij en zijn collega’s de waargenomen zomerse opwarming in Europa tussen 1980 en 2022 vergeleken met de projecties van mondiale en regionale klimaatmodellen, ontdekten ze dat de regionale modellen de werkelijke opwarming gemiddeld met meer dan 1 graad Celsius onderschatten. De mondiale modellen deden het iets beter. Zij onderschatten de opwarming met gemiddeld 0,5 graad.

Zonlicht

Een verklaring is dat de modellen veranderingen in luchtcirculatiepatronen over het hoofd zien, die meer warmte naar de regio brengen. Toen Schumacher de effecten van circulatieveranderingen buiten beschouwing liet, kwamen de mondiale modellen bijna overeen met de waargenomen opwarming. De regionale modellen onderschatten de veranderingen echter nog steeds met gemiddeld meer dan een halve graad.

Vervolgens keken de onderzoekers welke aannames de modellen doen over de intensiteit van het zonlicht. Ze ontdekten dat de meeste regionale modellen geen rekening hielden met het feit dat de intensiteit van het zonlicht in Europa toeneemt naarmate de luchtverontreiniging afneemt. De weinige modellen die hier wel rekening mee houden, komen wel overeen met de waargenomen opwarming.

‘De belangrijkste reden waarom de regionale klimaatmodellen deze door de mens veroorzaakte opwarming niet konden reproduceren, is dat de meeste modellen ervan uitgaan dat de luchtvervuiling constant is’, zegt Schumacher. Hij presenteerde de bevindingen op een bijeenkomst van aardwetenschappers, georganiseerd door de European Geosciences Union, in Wenen.

Hittegolven

Tegen 2100 onderschatten de regionale modellen de zomerse hitte met meer dan 2 graden, concludeert het team. De onderschatting van hittegolven is zelfs nog groter, omdat er tijdens hittegolven meestal een heldere hemel is en dus meer zonneschijn dan normaal, aldus Schumacher. Regionale modellen zullen moeten worden aangepast om rekening te houden met de afnemende luchtvervuiling, maar dit zal tijd kosten, zegt hij.

Schumacher benadrukt dat de bevindingen van zijn team niet betekenen dat luchtvervuiling goed is. Naar schatting veroorzaakt het miljoenen doden per jaar.