Het belang van publiek toegankelijke publicaties is duidelijk, maar waar te beginnen is de vraag. Wie brengt de bal naar open access aan het rollen? Verschillende reacties op het opiniestuk van Jos Engelen en Franciska de Jong in New Scientist.

Commentaar Flickr flickr clicker
Bron: Flickr/ flickr clicker

Open access, het openbaar toegankelijk maken van alle wetenschap, laat te lang op zich wachten. Dat bepleiten NWO-voorzitter Jos Engelen en NWO-bestuurder Franciska de Jong deze maand in New Scientist. Wetenschappers zouden zich te veel laten leiden door de impact factor van een wetenschappelijk tijdschrift, ofwel de reputatie die het op basis van eerdere publicaties heeft. Daarnaast houden wetenschappelijke uitgeverijen er op hun beurt een dubieus verdienmodel op na, stellen Engelen en De Jong. Hun pleidooi voor open access kan rekenen op bijval vanuit verschillende hoeken van de wetenschappelijke wereld, maar ligt de oplossing daadwerkelijk bij de wetenschappers en uitgeverijen zelf?

Onder andere de American Association for the Advancement of Science (AAAS), dat onder andere het gerenommeerde tijdschrift Science uitgeeft, krijgt er in het opiniestuk van langs. Volgens Engelen en De Jong is het dubieus dat de niet-commerciële uitgever wetenschappelijke publicaties als deel van haar ‘handel’ gebruikt, terwijl de vernieuwende publicaties vaak met publieke middelen zijn gefinancierd. Bij monde van woordvoerder Natasha Pinol laat de uitgeverij als reactie op het opiniestuk in New Scientist weten al het nodige te doen om open access te bevorderen. ‘Elk onderzoek is voor geregistreerde gebruikers een jaar na publicatie gratis te raadplegen’, zegt Pinol. ‘Daarnaast voorzien we ontwikkelingslanden van gratis of goedkope toegang tot onze wetenschappelijke literatuur en doen we mee met een programma dat patiënten gratis toegang geeft tot medisch relevante publicaties.’

'Een diverse omgeving doet er niet toe als het gaat om opvattingen over nationale identiteit'
LEES OOK

'Een diverse omgeving doet er niet toe als het gaat om opvattingen over nationale identiteit'

Wonen in een diverse stad, zoals Amsterdam of Rotterdam, heeft weinig invloed op hoe mensen denken over de nationale identiteit, ontdekte socioloog Ma ...

Irritatie en frustratie
Engelen en De Jong bepleiten in hun opinieartikel dat uitgeverijen als de AAAS gedwongen hun wetenschappelijke publicaties gratis toegankelijk moeten maken. Elisabeth Monard, secretaris-generaal van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO), de Vlaamse evenknie van het NWO, vraagt zich af of die dwang wel mogelijk is. ‘Engelen en De Jong stellen terecht een aantal vragen bij het verdienmodel van de uitgevers. Maar zou het vrij beschikbaar stellen van publicaties niet betekenen dat hun nieuws, commentaren, advertenties en bijeenkomsten plots extreem duur worden? Mediahuizen hebben het nu al overal ter wereld moeilijk om hun informatie met succes ten gelde te maken.’

Theo Mulder, directeur Instituten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), is het eens met Monard. ‘Het is redelijk dat de uitgevers een vergoeding vragen voor het publiceren. De hoogte van de vergoeding moet echter inzichtelijk zijn en herleidbaar tot de door de uitgevers toegevoegde waarde – en die meerwaarde neemt af. Zonder dat inzicht blijven de kosten een bron van irritatie en frustratie.’

Ook wat betreft de kwalijke invloed van de impact factor legt Mulder de schuld niet direct bij de wetenschappers zelf. ‘Het is waar dat het belang hiervan voor individuele wetenschappers tot bijna religieuze hoogte is gestegen. Dat is hen niet aan te rekenen, maar is een gevolg van het feit dat hun werkgevers deze factoren en de ermee verbonden indicatoren tot een machtig carrière-instrument hebben omgevormd. Daardoor is bijvoorbeeld in de life sciences het publiceren in Science of Nature het hoogste doel – van de onderzoeker, maar ook van zijn werkgroepleider en hun directeur.’ Een speciale commissie van de KNAW stelt op dit moment nieuwe indicatoren op voor evaluatie van wetenschappelijk onderzoek. Om een verandering voor elkaar te krijgen, moeten wetenschappelijke instituties zich volgens Mulder hierover buigen.

Bron: Wikimedia commons/ GeographBot
Bron: Wikimedia commons/ GeographBot

Opvallend afwezig
Volgens Mulder is het zaak om beide blokkades – die bij de uitgevers en bij de wetenschappelijke instituties – met kracht op te ruimen. Mulder: ‘Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is tot nu toe opvallend afwezig in de discussie. Het regisseren van nationaal wetenschapsbeleid zou het ministerie niet misstaan. Waarom organiseert OCW niet een gedegen advies over open access, met daarin aandacht voor de korte- en langetermijnkosten en voor de financieringsopties?’ Monard richt haar pijlen meer op een Europese oplossing. ‘Welke weg ook gekozen wordt, de slagkracht van het beleid is veel groter en effectiever wanneer je dit met vele landen samen doet. Een editor-in-chief van Nature zal immers iets meer geneigd zijn om te luisteren naar onze open access-verzuchtingen wanneer alle Europese research councils eensgezind bij hem aankloppen.’

Dat Europa nog geen actieve rol speelt, bestrijdt Robert-Jan Smits, directeur-generaal Onderzoek en Innovatie van de Europese Commissie. ‘Met de start van het nieuwe financieringsprogramma Horizon 2020 gaat de Europese Commissie zelfs nog een stap verder, door open access bij peer review-publicaties verplicht te stellen voor alle projecten die door de EU worden gefinancierd’, zegt Smits. Hij denkt bovendien niet dat open access te langzaam wordt ingevoerd. ‘Integendeel. Een recente, door de EU gefinancierde studie geeft aan dat mondiaal gezien open access sneller is gegroeid dan verwacht. Ongeveer de helft van de in 2011 gepubliceerde artikelen is gratis beschikbaar in 2013.’

Waar Mulder, Monard en Smits het wel over eens zijn, is dat open access in wezen een goede zaak is. ‘Ik zou zelfs nog iets verder willen gaan’, zegt Mulder. ‘Als het belang van de wetenschap in termen van toetsing en replicatie wordt meegenomen, dan gaat het niet alleen over open publicaties, maar ook over openbare gegevens. De publicaties zijn immers niet los te zien van de onderzoeksgegevens.’ Mulder stelt dat de onderzoeksgegevens van de onderzoekers van de KNAW sinds enkele jaren in principe vrij toegankelijk moeten zijn. ‘In het verlengde hiervan kun je zelfs nadenken over opensourcesoftware, waarbij iedereen de gegevens naar eigen inzicht mag gebruiken.’

De oktobereditie van New Scientist met het opiniestuk van Engelen en De Jong ligt vanaf 19 september in de winkel. Je kunt het artikel hier alvast lezen.

Lees ook de volledige reacties van Mulder, Monard, Smits en Pinol.